“We willen privacy EN bescherming.” Deze uitspraak van een kind in Nederland tijdens het VOICE-onderzoek vat het kernvraagstuk van TdH’s nieuwste juridische rapport samen: rechtvaardigt de bescherming tegen online seksuele uitbuiting (OCSE) een beperking van het recht op privacy?
Dit rapport onderzoekt of de privacy beperkingen in het EU-voorstel van 2022 rond kindermisbruik juridisch te rechtvaardigen zijn, of ze redelijk en proportioneel zijn, en of het voorstel voldoende waarborging biedt om privacy beperkingen tot een minimum te beperken.
De bevindingen zijn duidelijk: de bescherming van kinderen tegen OCSE door maatregelen zoals CSAM-detectie is een legitieme rechtvaardiging voor potentiële restrictie op online privacy. Automatische detectie tools richten zich uitsluitend op het detecteren van schadelijke materialen en kunnen worden ingezet zonder de privacy rechten van individuen te schenden. Dergelijke technologieën kunnen gezien worden als onderdeel van een bredere strategie om het internet veiliger te maken voor iedereen - voornamelijk voor de meest kwetsbaren.
Het rapport benadrukt dat “de inmenging in het recht op online privacy proportioneel is, omdat het erop gericht is essentiële waarden te handhaven, met name het recht van kinderen op bescherming tegen schade.” Ten slotte benadrukt het onderzoek dat privacy en kinderbescherming niet als tegengestelde doelen gezien moeten worden; ze zijn complementair in het waarborgen van een veilige digitale wereld.
De voorgestelde EU-verordening streeft naar een omvattend en uniform juridisch kader om de complexe kwestie van OCSE effectief aan te pakken. Door specifieke, platform gerichte maatregelen uiteen te zetten, richt de verordening zich op de diverse risico's die gepaard gaan met OCSE in digitale omgevingen. Een van de meest opvallende en bediscussieerde onderdelen van dit voorstel is de verplichting voor platforms om detectie-technologieën te implementeren, die het opsporen en beheren van schadelijke inhoud gerelateerd aan kindermisbruik zouden ondersteunen.
Het voorstel roept echter belangrijke vragen rondom privacy op: kunnen deze detectie-instrumenten functioneren zonder het recht van individuen op online privacy te schenden? Dit onderzoek maakt duidelijk of de aanpak van de EU in lijn is met de mensenrechtennormen en onderzoekt hoe beleidsmakers een effectieve balans kunnen bereiken tussen robuuste kinderbeschermingsmaatregelen en het behoud van privacy rechten voor gebruikers in het digitale tijdperk.
De analyse van het EU-voorstel wordt gestuurd door de criteria zoals vastgesteld in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ze is gebaseerd op rechtszaken en recent juridisch onderzoek en integreert de perspectieven van kinderen via het VOICE-project. Dit initiatief heeft kinderen en jongeren geraadpleegd om hun opvattingen over online veiligheid en privacy in kaart te brengen. De methodologie biedt inzicht in hoe de wet zowel privacy als kinderbescherming in de digitale wereld interpreteert. Deze holistische benadering brengt juridische analyse en kinder perspectieven samen en werpt licht op hoe privacy en kinderbescherming kunnen worden geïntegreerd in het huidige digitale landschap.
Privacy en kinderbescherming kunnen samenwerken om het internet veiliger te maken. Het rapport benadrukt dat beide rechten naast elkaar kunnen bestaan via een regelgeving aanpak die prioriteit geeft aan gebalanceerde waarborgen. Voor de volledige analyse en praktische aanbevelingen kunt u het volledige rapport lezen.